Organisatie van het onderwijs
In onze school wordt passend onderwijs gegeven. Dit wil zeggen dat er rekening gehouden wordt met de verschillen die er zijn tussen leerlingen. Ieder kind is uniek. Op onze school is er aandacht voor het kind. Passend onderwijs kunt u zien als onderwijs op maat. Onderwijs voor iedereen. Dit wordt gegeven door goed personeel dat gericht is op handelingsgericht werken en het creëren van een veilige en uitnodigende leeromgeving. Het welbevinden van het kind zetten wij op de eerste plaats.
Wij kiezen in onze school voor combinatiegroepen. Op deze manier leren kinderen van verschillende groepen en niveaus van en met elkaar. Als de ene groep instructie krijgt, werkt de andere groep zelfstandig en andersom. Er wordt een groter beroep gedaan op de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de leerlingen zelf. Dit vinden wij belangrijk in ons onderwijs, omdat de maatschappij waarin onze leerlingen opgroeien hier sterk op gericht is.
De leeromgeving en organisatie zijn belangrijk om tegemoet te komen aan de verschillen die er zijn tussen leerlingen en het onderwijs passend te maken. Ieder kind leert op zijn eigen niveau. Om kinderen uit te nodigen tot leren dragen wij zorg voor overzichtelijke en functionele klaslokalen, waarin kinderen uitgedaagd worden tot leren. Materialen hebben een vaste plaats en zijn goed bereikbaar. Andere kinderen worden zo min mogelijk gestoord. In onze visie is de organisatie van het onderwijs en de leeromgeving een voorwaarde voor het op gang komen van leerprocessen. In ons klassenmanagement houden we hier rekening mee. Wij zorgen in ons onderwijs voor een veilig pedagogisch klimaat. Dit realiseren wij door een uitnodigende leeromgeving te scheppen, duidelijke afspraken en regels te hanteren, inzicht te hebben in de groepsdynamiek, ons bewust te zijn van onze houding naar de kinderen toe en te laten zien wie wijzelf zijn. Wij willen authentiek zijn naar de kinderen toe. Er is openheid, vertrouwen en respect ten opzichte van elkaar. Dit draagt bij aan een veilig pedagogisch klimaat. Daarnaast zorgen we bij de inrichting van de leeromgeving dat kinderen met elkaar kunnen samenwerken en er verschillende activiteiten kunnen plaatsvinden.
Ieder kind is op zijn manier knap. Onze school vraagt zich niet af of een kind knap is, maar hoe een kind knap is. Hierbij maken we in ons onderwijs gebruik van de theorie van de Meervoudige Intelligentie van Howard Gardner. Howard Gardner kent 8 intelligenties:
- verbaal/linguïstische intelligentie (taalslim)
- logisch/mathematische intelligentie (rekenslim)
- visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldslim)
- muzikaal/ritmische intelligentie (muziekslim)
- lichamelijke/kinesthetische intelligentie (beweegslim)
- interpersoonlijke intelligentie (samenslim)
- intrapersoonlijke intelligentie (zelfslim)
- natuurgerichte intelligentie (natuurslim)
Ieder kind beschikt over deze intelligenties. De ene intelligentie wordt meer beheerst dan de andere. De intelligenties die het hoogst scoren, zijn het meest ontwikkeld. Een kind is bijvoorbeeld taalknap doordat het heel goed kan lezen en verhalen schrijven. Een kind leert door opdrachten die aansluiten bij deze intelligentie (de verbaal-linguïstische intelligentie) dan makkelijker. Het neemt makkelijker de stof op. Een ander kind leert beter door opdrachten die aansluiten bij de visueel-ruimtelijke intelligentie. Om op deze manier te zorgen dat we tegemoetkomen aan de verschillende intelligenties van kinderen maken we in ons onderwijs gebruik van verscheidene didactische werkvormen en vindt de verwerking van de stof aan de hand van de intelligenties plaats. Zo komen we toe aan de verschillen tussen leerlingen en nemen de leerlingen de stof beter tot zich. Daarnaast is het ook goed kinderen opdrachten te laten maken van een intelligentie waar ze minder op scoren. Deze intelligentie kan zich daardoor verder ontwikkelen. De voorkeursintelligenties scoren het hoogst. Kinderen zijn hierin het beste en vinden opdrachten die daarop aansluiten vaak ook het leukst om te doen.
In ons onderwijs hebben we de combinatiegroepen 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8. Kinderen zitten in de klas met iets oudere of jongere kinderen. Wij maken gebruik van de theorie van de Meervoudige Intelligentie om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen. Voor ons onderwijs betekent dit dat we niet alleen verbaal uitleg geven, maar bij onze uitleg ook gebruik maken van andere intelligenties. We maken zo naast onze verbale uitleg ook gebruik van beeld, ritmes, schema’s, doe-activiteiten, samenwerkingsvormen, individuele reflecties en veldonderzoek (Werkgroep anders Adaptief). Daarnaast maken we gebruik van verschillende didactische werkvormen en passen we differentiatie toe in ons onderwijs. Zo krijgen zwakkere leerlingen extra instructie in een klein groepje na de klassikale uitleg of krijgen kinderen individueel instructie. Kinderen leren daarnaast ook veel samen. Er is sprake van een gemeenschap in ons onderwijs. De klas is een gemeenschap. Een gemeenschap die deels zelfstandig de leerstof verwerkt , maar daarnaast ook verschillende werkvormen gebruikt om samenwerkend te leren.
Een belangrijke werkvorm is coöperatief leren. Kinderen leren verantwoordelijkheid te dragen in de samenwerking met elkaar door goede afspraken te maken vooraf en aanspreekbaar te zijn op hun gedrag. Kinderen leren hierin hulpvaardig te zijn, te delen met elkaar en elkaar te dienen. Ze leren samen te beleven. Gevoelens van saamhorigheid en het vormen van een gemeenschap worden hierdoor versterkt. Onze kinderen leren niet alleen verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen meningen en daden, maar ervaren ook steeds meer de verantwoordelijkheid voor elkaar (Werkgroep anders Adaptief).